Stephen Edwin King (Portland, Maine, 21 september 1947) is een Amerikaanse schrijver die het meest bekend is door zijn horrorverhalen. Zijn boeken zijn zeer populair, en komen voor op lijsten van best verkochte boeken, zowel van fictie als non-fictie. Het kan bijna niet anders dan dat je wel eens iets van hem hebt gelezen of gezien.

De verhalen van King gaan vaak over onopvallende karakters die worden ondergedompeld in toenemend beangstigende situaties. Hij schrijft ook meer literair werk, zoals The Body, later verfilmd als Stand by me, maar ook Rita Hayworth and the Shawshank Redemption en The Green Mile, later bekend geworden als films (met respectievelijk Morgen Freeman en Tom Hanks in de hoofdrol). Ook The Stand werd na de uitgave van de onverkorte versie verfilmd tot een miniserie (met Gary Sinise en Molly Ringwald in de hoofdrollen). Maar ook 1408, The Shining, Misery en The Dead zone zijn bekende verfilmde verhalen.

`It’s the story, not he who tells it.’

Deze bescheiden uitspraak staat op naam van Stephen King, toch de meest succesvolle schrijver van horrorliteratuur ter wereld. Maar King had ooit reden bescheiden te zijn. Hij had een arme jeugd, woonde na zijn afstuderen in een stacaravan met vrouw en twee kinderen, had allerlei slecht betaalde baantjes en geen cent te makken, toen de Amerikaanse droom voor hem waarheid werd. Nu is King een begrip: zijn boeken komen in miljoenenoplagen uit, de rechten erop gaan voor recordbedragen over in andere handen, en van geen enkele andere nog levende schrijver zijn zoveel verhalen verfilmd. Zijn productie is kolossaal: minimaal één boek per jaar. `Ik vond dat ik die verhalen moest vertellen,’ zegt hij zelf. `Het is een obsessie, die toevallig goed in de markt ligt.’ Is het leven van deze griezelgrootheid net zo’n succesverhaal?

Stephen Edwin King werd op 21 september 1947 geboren in Portland, Maine. Hij was de tweede zoon van Donald King en Nellie Ruth Pillsbury. David, zijn oudere broer, was twee jaar tevoren geadopteerd, omdat Nellie King te horen had gekregen dat ze geen kinderen zou kunnen krijgen. Stephens komst was dus in zekere zin een verrassing.

Vader King liet zijn gezin twee jaar later in de steek, waarna nooit meer iets van hem is vernomen. King: ‘Het klassieke verhaal. Hij zei dat hij een pakje sigaretten ging halen en is nooit teruggekomen.’ Nellie King moest nu als alleenstaande vrouw twee kinderen opvoeden en was gedwongen te gaan werken. Een reeks baantjes volgde, waarbij het gezin het hele noordoosten van de Verenigde Staten afreisde. Het gezin verhuisde naar Durham (Maine) maar bracht ook kortere periodes door in Fort Wayne (Indiana) en Stratford (Connecticut). Opvallend is overigens dat veel van zijn boeken zich afspelen in de staat Maine.

Nellie King nam de zorg voor haar ouders en grootouders op zich, waarvoor ze door andere familieleden betaald werd. King herinnert zich: ‘We droegen afdankertjes van onze neefjes, we gingen in bad bij een tante […], en van familie en vrienden kregen we eten toegestopt.’ King heeft zijn vader nooit meer gezien, behalve dan op oude films die hij en David bij toeval op zolder ontdekten. Toen ze eindelijk de projector aan de praat kregen, viel het allemaal vies tegen: ‘Zeegezichten en beelden van zeemannen. Mijn vader zat tijdens de oorlog bij de koopvaardij, vandaar. Plotseling sprong David op en riep: “Dat is hem! Dat is papa!” En daar stond-ie dan, tegen de reling van het schip. Kennelijk had hij de camera aan een ander gegeven. Hij hief zijn hand op en lachte, zwaaiend naar zijn twee zoons, die toen nog niet geboren waren.’
Of het weglopen van zijn vader enige invloed op zijn latere schrijverschap heeft gehad, betwijfelt King. Niettemin blijkt de appel niet ver van de boom te zijn gevallen, want ook pa King had ooit verhalen geschreven en -tevergeefs- geprobeerd te verkopen. Van grotere invloed tijdens Stephens jeugd waren de verhalen die zijn moeder voorlas, zowel de stichtelijke (de Kings waren methodisten) als de spannende detectives. Een zeer belangrijke rol speelden verder de hoorspelen op de radio, waarvoor de jonge Stephen zijn bed uit kroop om stiekem aan de kamerdeur te luisteren.

Zo begon het griezelen langzaam de psyche van King in bezit te nemen. Hij ging soms naar de bioscoop, zonder dat zijn moeder het wist. De eerste film die King zich herinnert, is The Creature from the Black Lagoon (1954). Hier kwam een monster in voor, en hoewel Stephen doorhad dat het een man in een pak was, ging hij er toch in op. Tot hij op een gegeven moment de rits over de rug van het pak zag lopen. Toen was de betovering verbroken.

Het was ook in de bioscoop dat voor King de link werd gelegd tussen werkelijkheid en horror, een van de thema’s in zijn boeken. In oktober 1957 lanceerden de Russen de Spoetnik en bleven de Amerikanen voor in de verovering van de ruimte. De tienjarige Stephen zat naar Earth vs. the Flying Saucers te kijken toen plotseling het beeld wegviel, de lichten aangingen en de bedrijfsleider het toneel opkwam om dit voor de van zelfvertrouwen overlopende Amerikaanse jeugd toch schokkende nieuws te vertellen. King vertelt hierover: ‘Ik wil niet zeggen dat de Russen me zo’n enorm trauma bezorgden dat ik wel horror moest gaan schrijven. Nee, ik probeer gewoon duidelijk te maken dat ik op dat moment een bruikbare relatie zag tussen fantasie en dat wat de tijdschriften actualiteit noemden.’

Op school voelde Stephen zich een buitenbeentje. Hij was erg groot voor zijn leeftijd, en onhandig. Hij had wel vrienden, maar hij voelde zich er niet echt bij horen. King begon al vroeg met schrijven. Rond zijn 13e jaar vond hij een doos met oude boeken van zijn vader in het huis van zijn tante, meest horror en sciencefiction. Hij was direct verslingerd aan deze genres. In zijn verhalen kon hij wegvluchten van de werkelijkheid. Hij begon nu ook verhalen op te sturen naar uitgevers van zijn favoriete science-fiction- en fantasytijdschriften. Hij kreeg steevast bedankbriefjes terug. Toch denkt King er niet met wrok aan terug: ‘De verhalen speelden zich wel ergens in de ruimte af, en konden dus als science fiction worden aangemerkt, maar het waren toch eigenlijk horrorverhalen. Een van de betere ging over een mijnbouwer op een asteroïde die op een of andere roze kubus stuit, waar dan een raar goedje uit begint te komen, dat hem steeds verder terugdringt en uiteindelijk te pakken krijgt. Alle tijdschriften stuurden het terug, omdat ze heel goed doorhadden dat het helemaal geen science fiction was.’

Met de ontdekking van een doos serieuze horrorliteratuur, waaronder verhalen van H.P. Lovecraft, bij zijn oom en tante op zolder, werd de basis voor zijn latere boeken definitief gelegd. Wat Stephen eveneens ontdekte, was de griezelstrip. Deze comics werden zijn favoriete leesvoer, al moest hij ze voor zijn moeder verborgen houden. En hij begon een – ook geheim – plakboek bij te houden over een seriemoordenaar, die de Amerikaanse gemoederen een tijd bezighield. Zo ondervond King dat horror niet ver van de mensen af hoeft te staan, zoals in de meeste griezelromans die hij las.

Hij kreeg een oude schrijfmachine, zo een waar sommige letters uit verdwenen waren. En met het stencilapparaat van zijn broer beschikte hij eindelijk over de middelen om zijn verhalen – hij schreef al vanaf zijn zevende – aan een groter publiek bekend te maken. ‘Ik kocht een riem schrijfmachinepapier en een nietmachine en nietjes en drukte ongeveer 250 exemplaren van een verhaal van 12 pagina’s af. Ik zette er een prijs op en nam ze mee naar school om ze aan mijn klasgenoten te verkopen. Ik stond versteld: in drie dagen was ik er een stuk of zeventig kwijt! En ik hield er nog geld aan over ook. Dat was mijn eerste kennismaking met het bestsellerschap.’

In het afgelegen plaatsje waar King tijdens zijn tienerjaren woonde, Durham, gebeurde niet veel en kreeg zijn verbeelding alle kans zich te ontwikkelen. Dit landerige gebied met zijn in zichzelf gekeerde gemeenschap komt in menig later werk van King terug in de vorm van Castle Rock.

In 1962 ging King naar een andere school, waar hij niet buitengewoon opviel door zijn prestaties. Behalve dan door het schrijven. Als redacteur van de schoolkrant tartte hij de directie door een parodie op diezelfde schoolkrant uit te geven onder de titel The Village Vomit (Het Dorpsbraaksel). Het kwam hem op een schorsing te staan. Hij leerde hiervan dat de pen een machtig wapen kan zijn én dat hij goed genoeg kon schrijven om reacties uit te lokken. Dit was voor hem een reden te blijven proberen zijn werk gepubliceerd te krijgen.

In 1965 lukte dat voor het eerst. Een blad voor fans van comics publiceerde zijn I Was a Teenage Grave Robber, duidelijk geënt op films als I Was a Teenage Frankenstein en I Was a Teenage Werewolf.
Tijdens zijn middelbare schoolperiode voltooide hij ook zijn eerste manuscript van romanlengte, over de overlevenden van een kernoorlog. En met een vriend bracht hij in eigen beheer de gestencilde bundel People, Places, and Things – Volume I uit: extreem korte en weinig originele verhalen.

In 1966 deed King eindexamen en in de daaropvolgende zomer werkte hij aan een project dat al lang in hem sluimerde: een psychologische roman, onder de voorlopige titel Getting It On, over een scholier die zijn klasgenoten een tijdlang gegijzeld houdt. Intussen begon Stephen King aan een nieuwe etappe in zijn leven: dat van beursstudent aan de Universiteit van Maine. Van 1966 tot 1970 studeerde King Engels aan de universiteit van Maine. Daar schreef hij een column in de schoolkrant getiteld King’s Garbage Truck.

Hier, weg van zijn moeder, werd King bevangen door de geest van de jaren zestig. Vietnam, de burgerrechtenbeweging, een radicaal veranderend wereldbeeld, het had allemaal invloed op King. En wellicht belangrijker nog: zijn literaire inspanningen vonden er hun definitieve vorm.
Een van de vakken die King volgde, was creatief schrijven. Kings docenten hadden zijn talent al snel in de gaten en stimuleerden hem het te ontwikkelen. In de zomer van 1967 schreef King het korte verhaal The Glass Floor. Hij verkocht het aan een in detectives en vreemde verhalen gespecialiseerd tijdschrift. Ook voltooide hij De marathon, een verhaal met romanlengte dat hij instuurde naar een wedstrijd voor debuterende schrijvers, maar met een bedankbriefje weer terugkreeg. Niettemin spoorden zijn docenten hem aan het naar uitgevers te sturen, zonder succes trouwens.

Ondertussen bleef King zijn techniek verfijnen, onder andere door te schrijven voor de universiteitskrant. De korte verhalen die hij in deze periode schreef (waaronder De rozige lente, Er zit daar een tijger en Kaïn stond tegen zijn broeder op) vonden alle aftrek, zodat King eindelijk kon zeggen dat hij professioneel schrijver was. Verder bleef hij nijver werken aan langere stukken. Zo ontstond (het nooit gepubliceerde) Sword in the Darkness, over rassenonlusten op een middelbare school, geheel in de geest van die tijd. Met zijn eenakter The Accident won King zelfs een prijs. Ondanks de steun die zijn docenten hem gaven, botsten hun literaire opvattingen. In zijn tweede jaar werd hij om deze reden uitgenodigd zelf dan maar een vak – Amerikaanse cultuur – te geven. Een unicum, want nooit eerder had een tweedejaars les gegeven aan de Universiteit van Maine.

In zijn vierde jaar ontmoette King Tabitha Jane Spruce in de universiteitsbibliotheek, waar hij een bijbaantje had. Ook zij schreef, maar had een loopbaan als geschiedkundige op het oog. Het was niet bepaald liefde op het eerste gezicht: ‘Ik vond dat hij naar de kapper moest en dat zijn huis er vreselijk uitzag. Maar hij was wel de enige die schrijven serieus nam,’ herinnert ze zich. In 1970 studeerde King af in Engels, waarin hij ook een onderwijsbevoegdheid had behaald.

Hij verhuisde naar een flatje in Orono, waar hij begon aan een zeer lange fantasyroman, De Donkere Toren, die echter nog vele jaren op verschijning moest wachten. Intussen was het hem nog niet gelukt een aanstelling als leerkracht te vinden en hield hij zich in leven met baantjes bij een wasserij en een benzinestation. Bovendien bleef hij verhalen insturen, waarbij hij met Ratten voor het eerst in een landelijk blad verscheen. Deze aanvulling op zijn inkomsten was noodzakelijk, omdat hij op 2 januari 1971 in het huwelijk was getreden met Tabitha Spruce, die nog vierdejaars student was. Ook zij kon met haar graad geen werk als historica vinden en was dus gedwongen als serveerster te gaan werken, precies zoals King al voorspeld had toen ze elkaar ontmoetten. In de avonduren schreef hij zijn verhalen. Hij voltooide eindelijk Getting It On, dat hij opstuurde naar uitgeverij Doubleday. Bill Thompson van Doubleday was redelijk enthousiast, maar besloot het toch niet in het fonds op te nemen. Deze afwijzing kwam bij King hard aan, omdat ‘ik al zo buitengewoon lang hoop had gekoesterd en het manuscript volgens hun aanwijzingen had bijgewerkt zodat ze het zouden accepteren’. Toen hij daarop een aanstelling als leraar Engels kon krijgen op de middelbare school waar hij als stagiair al had lesgegeven, nam hij die dan ook zonder aarzelen aan.

Stephen en Tabitha betrokken een trailer even buiten Hermon, waar zij zo goed en kwaad als dat ging hun eerste kind, Naomi, probeerden op te voeden. Daar, in het kamertje waar de verwarmingsketel stond, schreef King, een tafelblad en een schrijfmachine balancerend op zijn schoot, verder, nu aan Vlucht naar de top. Maar ook dit werk kon geen genade vinden in de ogen van Doubleday. Het was soms moeilijk de eindjes aan elkaar te knopen, en het geld dat verdiend werd met korte verhalen die gepubliceerd werden in tijdschriften voor mannen kwam zeer van pas. De financiële situatie van de Kings begon nu wel heel nijpend te worden. Er had zich een tweede kind, Joe, aangediend en Tabitha moest goochelen met de rekeningen. ‘We leefden van de hand in de tand. De kinderen droegen tweedehands kleren die we van vrienden en familie hadden gekregen, onze oude rammelende Buick liep op zijn eindje en op het laatst moest zelfs onze telefoon worden afgesloten.’ Bovendien begon King, die zijn carrière als schrijver al op dood spoor zag aangeland, te drinken, wat de huwelijkse verhoudingen geen goed deed. Ook zijn creativiteit werd aangetast: er wilden geen ideeën voor korte of lange verhalen in hem opkomen.

Uit pure ellende begon hij een kort verhaal, Carrie, waar hij de voorafgaande zomer mee had gestoeid, te herzien. Na wat vruchteloze pogingen gooide King het werk gefrustreerd in de prullenbak. Tabitha viste het er weer uit en spoorde hem aan ermee verder te gaan. Omdat hij het oordeel van zijn vrouw vertrouwde, deed hij dat. Het verhaal groeide aan tot 25.000 woorden, te lang voor een kort verhaal, te kort voor een novelle. Naar analogie van John Dos Passos voegde King er nog wat verzonnen artikelen uit kranten en andere publicaties aan toe, om het verhaal langer te maken en waarheidsgetrouw te doen lijken. Eind 1972 was het af. ‘Mijn weloverwogen mening was dat ik de grootste sof aller tijden had geschreven,’ herinnert King zich. Hij stuurde het verhaal naar een vriend bij een uitgeverij en vergat het toen min of meer. Enige tijd later ontving hij een aanbod met een voorschot van $2500,00, wat zelfs in die tijd niet een bijzonder hoog bedrag was. Bij Doubleday dachten ze daar anders over. Na wat aanpassingen kon Carrie de toets der kritiek doorstaan. King werd uitgenodigd naar New York te komen, waar hem werd verteld dat zijn boek mogelijk zou worden uitgegeven.

Bij terugkomst had Stephen weer genoeg inspiratie om een volgend werk af te maken, Blaze, over de ontvoering van een kind. Ook dit verhaal is nooit voorbij het manuscriptstadium gekomen (tot 2007, toen het eindelijk van de plank kwam en nu ook in Nederland is uitgegeven als De Ontvoering). Verder begon hij aan een nieuwe roman, Second Coming. Het idee hiervoor was geboren op school, waar hij Bram Stokers Dracula behandelde. In een gesprek met zijn vrouw en een oude vriend werd de vraag gesteld wat er zou gebeuren als de graaf opnieuw zijn opwachting zou maken, niet in Londen dit keer, maar in het landelijke Maine. Daar zijn, zoals gezegd, zo veel afgelegen plaatsjes dat letterlijk alles er zou kunnen gebeuren zonder dat de buitenwereld het in de gaten heeft. Zo ontstond Bezeten stad. Daar kwam nog bij dat het schrijven hem in ieder geval even zijn financiële problemen deed vergeten.

In maart 1973 ontving het gezin King een telegram met het nieuws dat Carrie uitgegeven zou worden. Een voorschot van $2500 begeleidde het goede bericht. Op moederdag belde Bill Thompson op om te zeggen dat de rechten voor de paperbackversie waren verkocht voor $400.000,00 waarvan King de helft zou ontvangen. Om het te vieren, ‘ging ik de stad in om iets leuks voor Tabby te kopen. Maar dan zou ik oversteken en worden doodgereden door een of andere dronkaard, wat de relativiteit van alles maar weer zou aantonen. Uiteindelijk kocht ik een föhn van 29 dollar voor haar. Maar ik keek wel naar links en naar rechts bij het oversteken.’ Aan de andere kant van het spectrum stond een persoonlijke tragedie. Kings moeder overleed dat voorjaar, maar ze had nog net mogen meemaken dat haar zoon succes had als schrijver.

Het duurde enige tijd voor Carrie door pers en publiek werd opgemerkt. Van de eerste editie werden 13.000 exemplaren verkocht, niet slecht voor een onbekend auteur. Het boek begon pas echt te lopen toen United Artists de filmrechten kocht en Brian de Palma er in 1975 een film van maakte, met Sissy Spacek in de hoofdrol. De film werd een enorm succes en stuwde de verkoop van de paperback op naar 2.500.000 exemplaren.

In de tussentijd werkte King door. Bezeten stad werd voltooid. Bill Thompson was echter bezorgd dat de naam Stephen King slechts met horrorliteratuur geassocieerd zou worden en vroeg hem met iets anders te komen. King zelf deelde die bezorgdheid niet. ‘Ik schreef wat ik in me had en liet het aan de critici over er etiketjes op te plakken,’ zegt King over deze periode. In augustus 1975 kwam Bezeten stad uit. Het boek viel voornamelijk op door zijn zwarte omslag, met een druppel bloed in de mondhoek van een meisjesgezicht. Het werkte, want het boek haalde de toptien van meest verkochte boeken.

Het gezin King verhuisde eind 1974 naar Boulder, Colorado. Onderweg bleven ze overnachten in het beroemde afgelegen Hotel Stanley. Dit reusachtige bouwwerk, waar de Kings de enige gasten waren voordat het voor de winter gesloten zou worden, inspireerde King tot zijn volgende roman. Toen Tabby naar bed was gegaan en Stephen na een bezoek aan de bar de weg kwijtraakte in de eindeloze gangen, kwam hij in een badkamer terecht met zo’n ouderwetse badkuip op klauwvoeten en een roze douchegordijn. ‘Ik stelde me voor dat hier iemand dood was gegaan. Op dat moment wist ik dat ik een boek had,’ zegt King over The Shine, zoals hij het boek eerst wilde noemen. Toen hij erop gewezen werd dat dit ook een scheldnaam voor zwarten was, wijzigde hij de titel in The Shining. Met het verhaal over de geblokkeerde schrijver die een baantje neemt als huisbewaarder van een hotel dat in de winter leegstaat en daarbij langzaam gek wordt van de boze machten die in het hotel huizen, was Kings naam gemaakt. Een nieuwe koning van de horror was aan de macht.

In On Writing, een boekje over hoe te schrijven, geeft King toe dat hij tegen die tijd constant dronken was. Hij verklaart ook dat de alcoholische vader uit The Shining grotendeels op zichzelf gebaseerd is hoewel hij dat jarenlang niet heeft toegegeven. Kort na de publicatie van The Tommyknockers grepen zijn familie en vrienden in door zijn vuilnis op het vloerkleed voor hem te dumpen om hem te confronteren met zijn verslavingen : bierblikjes, sigarettenpeuken, cocaïne, valium, Xanax enzovoort. Hij ging hulp zoeken, en stopte met drinken in de tweede helft van 1980.

Sindsdien is het in sneltreinvaart gegaan. Achtereenvolgens verschenen De Satanskinderen (een verzamelbundel met korte verhalen), De beproeving, Dodelijk dilemma, Ogen van vuur, Cujo en nog veel meer, zo’n twee titels per jaar. De meeste boeken en veel van zijn verhalen zijn – met wisselend succes – verfilmd en op een gegeven moment schreef Stephen King geschiedenis door als eerste schrijver met drie werken tegelijkertijd in de bestsellerslijsten te staan. Criticasters verwijten King wel aan literaire diarree te lijden, dat hij zelfs zijn boodschappenlijstje zou kunnen verkopen. En het moet gezegd: Kings productie is fenomenaal. Maar hij schrijft dan ook 363 dagen per jaar. Het zal fans van King zijn opgevallen dat de relatieve rijkdom van zijn karakters gelijke tred heeft gehouden met zijn eigen financiële situatie: de karakters uit zijn eerste boeken zijn mensen met een minimum inkomen die proberen elke cent uit te rekken, daarna volgen karakters die tot de middenklasse gerekend kunnen worden zoals leraren en schrijvers, gevolgd door karakters die gemakkelijk een tweede huis kunnen betalen. Dit heeft geen gevolgen gehad voor zijn populariteit.

Op die dagen werkt hij plichtsgetrouw een vast aantal uren per dag. King wijt dit aan zijn methodistische opvoeding, waarin nietsdoen als een zonde werd beschouwd. Maar goed, op zeker moment rees het idee ook zijn tot dan toe ongepubliceerde werk uit te brengen. In de uitgeverswereld heerste de gedachte dat het publiek van een schrijver maar één nieuwe roman per jaar aankon. Nu had King die premisse al aangetast, want hij had er al een paar jaar een gemiddelde van twee bestsellers per jaar op zitten. In 1984, bijvoorbeeld, stonden De Talisman en Duistere krachten op stapel, lagen Het, Ogen van de draak, De gloed en De vervloeking al voor uitgave gereed en waren andere projecten onderweg. In 1977, toen King een uitgever zocht voor verhalen die hij nog in zijn bureaulade had liggen, speelde dat echter nog niet. Toch wilde zijn toenmalige uitgever er niet aan, zodat King naar NAL stapte. Om de druk wat te verlichten werd het pseudoniem Richard Bachman verzonnen. Zo kon eindelijk Getting It On uitkomen, maar nu onder de titel Rage (Razernij). In de volgende jaren verschenen ook nog De marathon, Werk in uitvoering en Vlucht naar de top. De verkopen bleven ver achter bij die van King, voornamelijk omdat er aan promotie weinig aandacht werd besteed. Bachman was immers een onbeduidend auteur, voor wie een tragische biografie werd verzonnen. Toch kwamen er bij de uitgeverij en bij King zelf brieven binnen van fans die meenden dat Bachman King was. King deed wat hij moest doen: liegen. Omdat dit gerucht echter steeds hardnekkiger werd, stierf Richard Bachman in 1982 aan een hersentumor. Maar in 1984 wilde King graag De vervloeking uitgegeven hebben. Zijn uitgever wilde er niet aan, dus stond Bachman op uit de dood.

Een boekverkoper in Washington kreeg argwaan, ging naar de Library of Congres en zocht de copyrightformulieren bij de Bachman-boeken op. Omdat King hier zijn handtekening op had gezet, kwam de aap uit de mouw. In februari 1985 maakte King de ware identiteit van Richard Bachman bekend in een persbericht naar een lokale krant. Richard Bachman overleed opnieuw, maar nu aan een veel zeldzamer ziekte – kanker aan zijn pseudoniem. Van De vervloeking waren 28.000 exemplaren verkocht. Toen bekend was dat King de persoon achter Bachman was, steeg de verkoop naar 280.000 stuks! Later dat jaar werden de eerste vier boeken in een bundel uitgebracht als 4 x Stephen King (The Bachman Books), die de boekentoptien haalde.

De Bachman-boeken beantwoordden eens en voor altijd de vraag of Stephen King ook iets anders dan horror kon schrijven. Mensen die het werk van King door de jaren heen gevolgd hebben, weten dat dit inderdaad het geval is. Titels als Dodelijk dilemma, De beproeving, Dolores Claiborne en de serie De Donkere Toren kun je moeilijk onder de noemer ‘horror’ laten vallen. De verhalen in 4 seizoenen zijn, met uitzondering wellicht van De ademhalingsmethode, evenmin als horror aan te merken. Verder is Ogen van de draak een kindervertelling en zet King in Danse macabre zijn visie op horror uiteen, waarbij hij ingaat op de vraag waarom mensen zich graag bang laten maken, door boeken dan wel films.

Het is binnen dit bestek onmogelijk op iedere titel afzonderlijk in te gaan, maar wat wel duidelijk naar voren komt uit Kings oeuvre, is dat vreselijke dingen de meest normale mensen kunnen overkomen. King hanteert een luchtige, lekker bij de lezer in het ‘gehoor’ liggende stijl, die hij zelf ooit heeft omschreven als ‘het literaire equivalent van een Big Mac en een grote portie frites’.

Overigens heeft King wel meer uitstapjes buiten zijn vertrouwde wereld van het buitengewone gemaakt. Omdat hij ontevreden was met bepaalde verfilmingen van zijn verhalen (zoals Children of the Corn en Firestarter), heeft hij zelf een aantal scenario’s geschreven. In één geval – Maximum Overdrive – heeft King zelf de regie ter hand genomen en zich daarbij naar eigen zeggen ‘heerlijk kunnen uitleven’. In verscheidene van de films die naar zijn boeken zijn gemaakt, verschijnt King trouwens ook zelf. Zo speelde hij een simpele boer in Creepshow en had hij bijrolletjes in een aantal andere verfilmingen, waaronder Cat’s Eye en Pet Sematary.

Behalve de tekstverwerker en de regisseursstoel, is er nog een gebied waarop King zich kan uitleven: de muziek en dan vooral rockmuziek. Wie het werk van King kent, weet dat verwijzingen naar en citaten uit songs uit de jaren vijftig en zestig veelvuldig voorkomen in zijn boeken. En in geen ander werk zo veel als in Christine, het verhaal over de vuurrode Plymouth Fury met een eigen wil en een radio die alleen maar dat soort liedjes speelt. Over radio gesproken: King heeft zijn eigen radiostation, WZON, bezeten. In 1983 raakte een AM-station in de buurt van Bangor in financiële problemen. King, die tijdens het schrijven of in de auto graag naar deze zender luisterde, omdat deze zijn favoriete soort muziek speelde, hoorde hiervan en besloot het station te kopen. Zo kon hij zowel naar zijn favoriete muziek blijven luisteren als een van de nog weinige onafhankelijke AM-stations behouden. In 1990 verkocht King zijn liefhebberij echter weer, waarschijnlijk omdat hij zich op andere zaken wilde gaan toeleggen. Maar de muziek helemaal de rug toekeren heeft King nooit gedaan. Sterker nog, hij is tijdelijk muzikant geweest. King speelt slaggitaar, hoewel hij het zelf geen spelen zou noemen: ‘Als ik mijn eigen instrumentale vaardigheden onder woorden moet brengen, is de term “ondersteunend” doorgaans de eerste die me te binnen schiet’. In 1992 speelde hij met andere bekende schrijvers op de grote Amerikaanse boekenbeurs. Dit was een groot succes en op instigatie van King werd een jaar later opnieuw zo’n band geformeerd. Onder de motto’s ‘Zet je geloofwaardigheid op het spel’ en ‘De muziek van deze band is niet slechter dan de romans van Metallica’, gingen in 1993 de Rock Bottom Remainders op tournee langs acht steden. Behalve Stephen King, speelden in de Remainders onder anderen ook Amy Tan (van De vreugde en geluk club), Dave Barry (van de comedy-serie Dave’s World) en Matt Groening (bedenker van The Simpsons) en de thrillerauteur Ridley Pearson. Omdat de muzikale kwaliteiten van de meesten niet overschat moesten worden, deden ook professionele muzikanten mee. De wederwaardigheden van de band zijn vastgelegd in het boek Midlife Confidential – Ontboezemingen van een stel 40-plussers. De foto’s in dit boek zijn van de hand van Tabitha King. ‘Ik heb verdomme van mijn leven niet zoveel lol gehad,’ zegt King in zijn bijdrage aan het boek.

Vandaag de dag gaat het Stephen King voor de wind. Vanuit zijn Victoriaanse landhuis in Bangor, Maine, verspreiden zich nog steeds met grote regelmaat boeken van zijn hand over de wereld. De filmrechten zijn zo mogelijk al verkocht nog voordat de titel bekend is. Het Amerikaanse weekblad People schaarde King onder de twintig personen die het aanzicht van de jaren tachtig bepaalden.

In de zomer van 1999 werd King het slachtoffer van een ongeluk; hij werd aangereden terwijl hij over een heuvel liep en hij werd meer dan 4 meter in de lucht geslingerd. Bij het neerkomen miste hij wonderbaarlijk genoeg de zijkant van de auto en een stapel rotsblokken. Tijdens het vervoer naar het ziekenhuis kreeg hij een klaplong. Daarnaast had hij zijn been gebroken op tenminste 9 plaatsen, zijn rechterheup was gebroken evenals 4 ribben, zijn knie was doormidden, en hij had beschadigingen op 8 plaatsen in zijn ruggengraat. De bestuurder van de auto werd veroordeeld tot 6 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en intrekking van zijn rijbewijs voor de periode van 1 jaar. Hij verklaarde dat hij was afgeleid door zijn hond. King werd na 3 weken ontslagen uit het ziekenhuis maar onderging daarna nog zo’n 6 operaties en fysiotherapie. Hij ging door met schrijven, maar kon niet meer dan 40 minuten zitten omdat de pijn dan ondraaglijk werd. King heeft het auto-ongeluk verwerkt in zijn magnus opus De Donkere Toren. Ook in de mini-serie Kingdom Hospital zit het ongeluk verwerkt.

In januari 2002 kondigde King aan dat hij zou stoppen met schrijven nadat hij de lopende projecten had afgewerkt. Later trok hij die verklaring in en zei dat de journalist met wie hij gesproken had meer aangenomen had dan hij in werkelijkheid had gezegd. Hij heeft wel gas terug genomen maar van echt stoppen is niets te merken.

In 2003 werd King geëerd met de Lifetime Achievement Award.
Stephen King heeft zes boeken geschreven onder het pseudoniem Richard Bachman. King regelde een nep begrafenis voor Bachman nadat het pseudoniem publiek was geworden, wat inspiratie opleverde voor het boek The Dark Half waarin een schrijver de begrafenis van zijn horror auteurspseudoniem regelt na de publicatie van een “serieus” verhaal, om daarna te ontdekken dat zijn alter ego zich niet zo gemakkelijk laat begraven.
King speelde gitaar in de band Rock Bottom Remainders, samen met Dave Barry, Ridley Pearson, Scott Turow, Amy Tan, James McBride, Mitch Albom, Roy Blount Jr., Matt Groening, Kathi Kamen Goldmark en Greg Iles. King is ook reeds lange tijd fan van de Boston Red Sox en naar verluidt ook van Harry Potter. King kwam in

Stephen King woont in Bangor (Maine) met zijn vrouw Tabitha King die ook schrijver is. Hun 3 kinderen, Naomi Rachel, Joe Hill en Owen Phillip, zijn inmiddels volwassen. Joe en Owen zijn beiden ook auteurs, waarvan ook werk in het Nederlands is gepubliceerd. Voor de tour die hij hield in 2013 voor het boek Dr. Sleep, kwam hij ook in Duitsland en Frankrijk. Eerder was hij al in London voor Lisey’s Story. De kans dat hij naar Nederland komt is helaas erg klein.

Het begon allemaal met Carrie, en nu – zo’n kwart eeuw later – kan King ons nog steeds verrassen. Het gaat om het verhaal, niet om de verteller, zegt King. Maar in dit geval verdient de verteller zeker de eer die hem toekomt.

Mocht je Stephen King willen schrijven dan is hier zijn adres:

Stephen King
49 Florida Ave.
Bangor, Maine 04401

Follow by Email
YouTube