Een vrije Nederlandse vertaling van enkele highlights uit de speech die Stephen King gaf tijdens de uitreiking van de National Book Award
De originele (Engelstalige) speech vind je hier. Na de introductie van Walter Mosley gaf King zijn speech. Enkele highlights hieruit: Dank jullie wel, dank jullie allemaal. Bedankt voor het applaus, en bedankt voor je komst. Ik vind het geweldig om hier te zijn, maar zoals ik al vaker heb gezegd de afgelopen vijf jaar, ik vind het geweldig om waar dan ook te zijn. Dit stukje staat niet in mijn speech, dus haal het niet van mijn tijd af. Er zijn mensen die zich heel bevlogen hebben uitgelaten over het feit dat ik deze medaille heb gekregen. Sommigen vinden het een uitgesproken slecht idee. Anderen vinden het een uitgesproken goed idee. Jullie weten zelf wie je bent en waar je staat, en de meesten van jullie hier vanavond staan aan mijn kant. Daar ben ik blij om. Maar ik wil nog toevoegen dat het in zekere zin niet uitmaakt aan welke kant je staat. De mensen die hun mening hebben laten horen, doen dat uit liefde voor het boek, voor het woord, voor de bladzijde, en in die zin zijn we allemaal broeders en zusters. Applaus voor jezelf! Dit is geen doorsnee publiek. Jullie hebben een passie voor boeken en voor het woord. Het grootste deel van de wereld echter ziet schrijven als een zinloze tijdsbesteding. Mensen in mijn familie hebben het zelfs een of twee keer ‘mentale masturbatie’ genoemd. Dat heb ik van mijn vrouw nooit gehoord. Zij heeft al mijn werk gelezen en ze wist zeker dat ik ooit in staat zou zijn in ons levensonderhoud te voorzien als fulltime schrijver in plaats van ergens voor een schoolbord te staan en door te zeuren over Jack London en Ogden Nash. Ze heeft daar nooit problemen mee gehad, het was gewoon een deel van ons leven. We woonden in een trailer en zij maakte een stukje ruimte vrij in het washok, voor een tafeltje en haar Olivetti typmachine, tussen de wasmachine en de droger. Ze vertelt mensen nog steeds dat ik met haar getrouwd ben vanwege de typmachine, maar dat is maar gedeeltelijk waar. Ik ben met haar getrouwd omdat ik van haar hield en omdat we buiten het bed net zo goed met elkaar overweg konden als erin. De typmachine was echter wel een overweging. Toen ik Carrie opgaf, was Tabby degene die de eerste paar bladzijden redde uit de prullenbak, me vertelde dat het goed was en dat ik door moest gaan. Toen ik zei dat ik niet wist hoe, hielp ze me met dat gedoe in de meisjeskleedkamer. Er waren geen inspirerende speeches. Tabby is goed is sarcasme, niet in inspiratie, dat is ze nooit geweest. Het was gewoon “dit is hartstikke goed, je zou er mee door moeten gaan”. Dat was alles wat ik nodig had, en zij wist dat. Uit Revu van 26 november-3 december 2003 Een van de weinige keren in de eerste jaren van ons huwelijk dat ik mijn vrouw heb zien huilen, was toen ik haar vertelde dat een uitgever, New American Library, een smak geld had betaald voor het boek dat zij uit de prullenbak had gered. Ik kon stoppen met lesgeven, zij kon stoppen met haar werk bij Dunkin’ Donuts. Vijf seconden lang keek ze me met ongeloof aan, toen sloeg ze haar handen voor haar ogen en huilde ze. Toen ze uiteindelijk stopte, gingen we de woonkamer in en gingen we op de oude bank zitten die Tabby op een rommelmarkt had gekocht, en we praatten tot vroeg in de ochtend over wat we met het geld zouden gaan doen. Ik heb nooit meer een leuker gesprek gehad. Ik heb ook nooit meer een onwezenlijker gesprek gehad. Wat ik probeer te zeggen is dat Tabby altijd heeft geweten wat ik zou moeten doen en ze geloofde dat ik erin zou slagen. In het leven van de meeste schrijvers komt er een moment waarop ze kwetsbaar zijn, waar de levensechte dromen en de ambities uit de jeugdjaren verbleken in het harde licht van wat wij de echte wereld noemen. Kortom, er komt een tijd waarop zaken twee kanten op kunnen gaan. Die kwetsbare tijd kwam voor mij tussen 1971 en 1973. Als mijn vrouw me toen gezegd had dat de tijd aangebroken was om mijn dromen aan de kant te zetten en mijn gezin te gaan onderhouden, zou ik dat zonder tegenstribbelen gedaan hebben. Ik denk zelfs dat ik in zekere zin een dergelijk gesprek verwacht had. Als zij gezegd zou hebben dat je geen brood en tandpasta kunt kopen met afwijzingsbrieven, zou ik erop uitgegaan zijn om een parttime baan te zoeken. Veel mensen zullen je vertellen dat iedereen die fictie schrijft of verhalen vertelt, dat om het geld doet en nergens anders om. Dat is een leugen. Het idee dat alle verhalenvertellers het om het geld doen, is een leugen, maar het doet wel zeer, het maakt me kwaad en het is vernederend. In mijn hele leven heb ik niet één woord geschreven omwille van het geld. Vanaf het begin tot op deze gala-avond ben ik nooit achter mijn bureau gaan zitten met het idee dat ik vandaag honderd dollar ga verdienen, of dat dit verhaal wel eens een mooie film zou kunnen worden. Mijn vrouw weet dat het belang van deze onderscheiding niet ligt in het feit dat ik een geweldige schrijver ben, of zelfs maar een goede schrijver, maar in het feit dat ik een eerlijke schrijver ben…. Het verhaal, en de mensen in het verhaal mogen dan verzonnen zijn, maar ik moet mezelf steeds weer opnieuw de vraag stellen of ik eerlijk geweest ben in de manier waarop echte mensen in een vergelijkbare situatie gereageerd zouden hebben. Natuurlijk heb ik alleen mijn eigen zintuigen, ervaringen en wat ik gelezen heb om op af te gaan, maar meestal –niet altijd- is dat genoeg. Bijvoorbeeld, als een lift (zo eentje als er in dit gebouw zit, denk daar straks maar eens aan), begint te trillen en je hoort gerammel. Waarschijnlijk gebeurt het niet, maar we weten allemaal dat het kan gebeuren. Als zo’n lift vanaf de 35e etage een vrije val maakt, zal er, naar mijn idee, niemand zeggen: “Dag Neill, we zien elkaar weer in de hemel.” In mijn boeken en verhalen is het veel waarschijnlijker dat ze zullen roepen: “Oh shit”, zo hard als ze kunnen, omdat wat ik gehoord en gelezen heb erop wijst dat “Oh shit” de meest waarschijnlijke optie is. Als dat mij een cynicus maakt, dan zij dat zo. Ik weet zeker dat ik wel eens verkeerde keuzes heb gemaakt. Maar telkens wanneer ik dat deed, speet het me. Spijt is echter goedkoop. Waar mogelijk heb ik de leugen gecorrigeerd, en dat is veel belangrijker. Als lezers diep geraakt worden door een verhaal, vergeten ze de verteller helemaal. Het verhaal is al wat hun interesseert. Er is een hoop gemopper geweest over de beslissing om mij deze prijs toe te kennen, en aangezien zo veel in deze speech over mijn vrouw gaat, wil ik jullie ook haar mening laten horen. Ze heeft alles gelezen wat ik heb geschreven, hetgeen haar tot een soort expert maakt, en haar mening over mijn werk is liefdevol maar niet sentimenteel. Tabby zegt dat ik de medaille verdien, niet alleen omdat van sommige van mijn verhalen een goede film is gemaakt of omdat ik zeer motiverend leesmateriaal heb gemaakt voor langzame lezers; ze zegt dat ik de medaille verdien omdat ik, ik citeer, “een verdomd goede schrijver ben”. Ik heb geprobeerd mezelf steeds te verbeteren met elk volgend boek, en steeds de waarheid binnen de leugen te vinden. Soms ben ik daar ook in geslaagd. Hulde aan de National Book Foundation Board, die een groot risico heeft gelopen door de prijs toe te kennen aan iemand die door veel mensen als een rijke broodschrijver wordt gezien. Al veel te lang bekijken de zogenaamde populaire schrijvers en de zogenaamde literaire schrijvers van dit land elkaar met vijandigheid en een opzettelijk gebrek aan begrip. Zo is het altijd al geweest. Zie mijn kinderlijke afkeer van iedereen die ooit een Guggenheim heeft gekregen. Maar het feit dat iemand al ik deze prijs heeft gekregen suggereert dat het in de toekomst niet meer zo hoeft te zijn zoals het altijd geweest is. Er kunnen bruggen worden geslagen tussen de zogenaamde populaire fictie en de zogenaamde literaire fictie. De grote winnaars van een dergelijke openheid zouden natuurlijk de lezers zijn, wat in feite neerkomt op ons omdat schrijvers bijna altijd ook lezers zijn en op de eerste plaats luisteraars. Jullie zijn allemaal heel geduldige luisteraars geweest en ik laat jullie zo gaan, maar voordat ik dat doe wil ik nog een ding zeggen. Dit is geen kritiek, ik wil alleen mijn vinger leggen op een blinde vlek in het schiftingsproces en in het lezen van fictie uit de eigen cultuur. Mij op deze manier eren is een stap in de goede richting. Ik vraag jullie, nee, ik smeek jullie, niet terug te vallen in de oude routine. Er is een hoop goed werk en dat komt lang niet allemaal van schrijvers die regelmatig in de zondageditie van de New York Times worden gerecenseerd… Ik accepteer deze onderscheiding daarom mede namens schrijvers als Elmore Leonard, Peter Straub, Nora Lofts, Jack Ketchum, Jodi Picoult, Greg Iles, John Grisham, Dennis Lehane, Michael Conolly, Pete Hamill en nog enkele anderen. Ik hoop dat de juryleden van de National Book Award, in verleden, heden en toekomst, deze schrijvers zullen lezen en dat het hun ogen opent voor een heel nieuw gebied in de Amerikaanse literatuur. Je hoeft er niet op te stemmen, lees het gewoon maar. Ik ga nu deze onderscheiding aan mijn vrouw geven omdat zij ervoor zal zorgen dat hij in alle opwinding niet zoek raakt. Met dank aan onze Jan voor de vertaling. |