Verloren Rijk

Het kostte hun het grootste deel van de ochtend om door de gordel van verwoesting te komen waarmee de beer zichzelf had beschermd, maar het reisde wat makkelijker langs de baan van de Straal, en zodra ze het dode hout en de wirwar van struikgewas achter zich hadden gelaten, kwamen ze weer in een diep woud en konden ze meer snelheid maken. De beek die uit de rotswand te voorschijn was gekomen stroomde rechts van hen bedrijvig met hen mee. Er waren verscheidene kleine stroompjes mee samengevloeid en het geluid klonk nu veel dieper. Er waren hier meer dieren – ze hoorden ze door het bos bewegen, bezig met hun dagelijkse bezigheden – en tweemaal zagen ze kleine groepjes herten. Een daarvan, een bok met een nobel gewei op zijn hoog geheven en vragende kop, zag eruit alsof hij meer dan driehonderd pond moest wegen. De beek verwijderde zich van hun pad toen ze weer begonnen te klimmen. En toen de middag begon weg te zakken naar de avond zag Eddie iets.
‘Zouden we hier kunnen stoppen? Even rusten?’
‘Wat is er?’ vroeg Susannah.
‘Ja,’ zei Roland. ‘We kunnen stoppen.’
Ineens voelde Eddie weer Henry’s aanwezigheid, als een gewicht dat op zijn schouders neerdaalde. O, kijk dat mietje nou ‘s. Ziet ons mietje iets in die boo? Wil ons mietje iets snijden? Ja? Oooo…is dat niet snoezig?
‘We hoeven niet te stoppen,’ zie hij. ‘Ik bedoel, niets aan de hand. Ik heb alleen…’
‘… iets gezien,’ maakte Roland de zin voor hem af. ‘Hou die eeuwig ratelende klep van je eens een keer. Wat het ook is, haal het Eddie.’
‘Het is niets,’ zie Eddie, terwijl hij het warme bloed naar zijn gezicht voelde stijgen. Hij probeerde niet te kijken naar de es die hem was opgevallen. ‘Maar het is wel iets. Het is iets dat jij nodig hebt, en dat is allesbehalve niets. Als jij het nodig hebt, Eddie, dan hebben wij het nodig. Wat we niet nodig hebben is een man die geen afstand kan nemen van de nutteloze bagage van zijn herinneringen.’
Het warme bloed werd heet. Eddie stond een ogenblik met zijn vlammende gezicht naar zijn mocassins gericht, met het gevoel dat Roland recht in zijn verwarde hart had gekeken met die blauwe kanonniersogen.
‘Eddie?’ vroeg Susannah nieuwsgierig. ‘Wat is er, schat?’
Haar stem gaf hem de moed die hij nodig had. Hij liep naar de slanke, rechte es, Rolands mes uit zijn riem trekkend.
‘Misschien niets,’ mompelde hij, en dwong zichzelf vervolgens eraan toe te voegen: ‘Misschien een heleboel. Als ik het niet verpest, misschien een heleboel.’
‘De es is een nobele boom, en vol kracht,’ merkte Roland achter hem op, maar Eddie hoorde het nauwelijks. Henry’s honende, luide stem was verdwenen, en daarmee zijn schaamte. Hij dacht alleen aan die ene tak die zijn aandacht had getrokken. Hij verdikte en komde zich iets waar hij in de stam verdween, en het was deze eigenaardig gevormde verdikking die Eddie nodig had. Hij meende dat de vorm van de sleutel erin verborgen zat – de sleutel die hij even in het vuur had gezien voor de brandende resten van het kraakbeen weer waren veranderd en de roos was verschenen. Drien omgekeerde V’s, de middelste V zowel dieper als wijder dan de andere twee. En die flauwe S-vorm aan het eind. Dat was het geheim.
Een vleugje van zijn droom kwam weer terug: Dadde-sjum, dadde sjuk, maak je niet druk, je hebt de sleutel.
‘Misschien,
dacht hij. Maar ditmaal zal ik het helemaal goed moeten hebben. Negentig procent is ditmaal gewoon niet goed genoeg, denk ik.
Uiterst zorgvuldig sneed hij de tak van de boom en haalde vervolgens het dunne eind eraf. Hij hield een dik stuk hout van zo’n twintig centimeter lang over. Het voelde zwaar en levenskrachtig aan in zijn hand, heel erg levend en meer dan bereid om zijn geheime gedaante prijs te geven…dat wil zeggen, aan een man die kundig genoeg was om hem eruit te peuteren.
Was hij die man? En was het belangrijk?
Eddie Dean meende dat het antwoord op beide vragen ja was. De goede linkerhand van de scherpschutter had zich om Eddies rechterhand gesloten. ‘Ik geloof dat jij een geheim kent,’ zei hij op een vragende toon.
Eddie knikte langzaam. ‘Misschien wel.’
‘Kan je het vertellen?’
Ditmaal schudde hij zijn hoofd. ‘Beter van niet, geloof ik. Nog niet.’
Roland dacht een ogenblik na, vervolgens knikte hij. ‘Goed, ik wil je een vraag stellen, en dan zullen we het onderwerp laten rusten. Heb je misschien iets ontdekt om tot de kern van mijn…. mijn probleem door te dringen?’
Eddie dacht. En meer zal hij nooit onthullen van de wanhoop waardoor hij levend opgevreten moet worden.
‘Ik weet het niet. Op het moment kan ik het niet met zekerheid zeggen. Maar ik hoop dat het zo is man. Dat hoop ik van ganser harte.’
Roland knikte en liet Eddies hand los. ‘Ik dank je. We hebben nog twee uur goed daglicht – als we daar eens gebruik van maakten?’
‘Ik vind het best.’
Ze gingen verder. Roland duwde Susannah in de rolstoel voort en Eddie liep voor hen uit, met het stuk hout waarin de sleutel verborgen zat in zijn hand. Het leek te bonzen met een eigen warmte, verborgen en krachtig.

Follow by Email
YouTube